Met het rijpadensysteem zijn wij vrij uniek in België

9 december 2020
Dick van Doorn
Pieter-Jan Noë en Lies Engelen

Sinds twee generaties is de familie Noë uit Sint-Margriete actief met een biologisch akkerbouwbedrijf. Ze richt zich vooral op het creëren van een gezonde bodem zodat kwalitatief hoogwaardige producten geteeld kunnen worden. Na de omschakeling rond 1999 stapte vader Carlos Noë over op teelten als ajuinen, pompoenen, grasklaver, cichorei en industrierodekool. We zijn te gast […]

Sinds twee generaties is de familie Noë uit Sint-Margriete actief met een biologisch akkerbouwbedrijf. Ze richt zich vooral op het creëren van een gezonde bodem zodat kwalitatief hoogwaardige producten geteeld kunnen worden. Na de omschakeling rond 1999 stapte vader Carlos Noë over op teelten als ajuinen, pompoenen, grasklaver, cichorei en industrierodekool.

We zijn te gast bij het biologisch akkerbouwbedrijf ’t Livinushof in Sint-Margriete in Oost-Vlaanderen. Akkerbouwers en broers Pieter- Jan en Maarten Noë zitten samen in een landbouwvennootschap. Ze zijn al de vijfde generatie boeren op ‘t Livinushof en de tweede generatie die actief kiest voor biologische landbouw. De vader van de broers heeft tot 2000 traditioneel geboerd. Vanwaar die ommekeer? Enerzijds omdat het akkerbouwbedrijf niet zo groot was, waardoor voor de toekomst een goed inkomen niet gegarandeerd was. Anderzijds voelde vader Carlos Noë zich steeds minder goed bij het gebruik van chemische middelen omdat hierdoor het ecosysteem en de menselijke voeding in het gedrang komen.

Het overlijden van de tweelingzus van vader Carlos Noë heeft de familie verder aan het nadenken gezet wat betreft biologische landbouw. In die periode kwam ook de visie van duurzame ontwikkeling in de kijker. Pieter-Jan: ‘Tegen deze achtergrond kan je een goede economie doen draaien, maar wel met oog voor het beschermen van het milieu en het innemen van een sociale rol in de maatschappij.’ Door de keuze voor biologische landbouw kom je er volgens de akkerbouwer al snel achter dat je de kneepjes van de boerenstiel echt in de vingers moet hebben. Na de uitzaai kan er immers nog maar weinig worden bijgestuurd en zal de conditie van de bodem het succes van de teelt bepalen. Vader Carlos Noë zag dat het lukte en dat nodigde zijn zoon uit om langzaam maar zeker steeds meer percelen om te schakelen naar biologische teelt.

Overstap teelten

Carlos Noë nam ruim de tijd om om te schakelen: hij deed er zowat negen jaar over. Een belangrijke reden waarom traag werd overgeschakeld op biologische akkerbouw was dat het aanvankelijk niet duidelijk was of iemand het bedrijf zou overnemen en bovendien moest het machinepark drastisch aangepast worden aan deze manier van telen. In 2009 studeerde Pieter-Jan Noë af in mechanica en daarna volgde hij op het Warmonderhof in het Nederlandse Dronten een opleiding voor biodynamische landbouw. Tot 2000 teelde vader Noë als gangbare akkerbouwer gewassen als vlas, bruine bonen, tarwe en graszaad. De hoofdteelt vormde echter suikerbieten. Na de omschakeling stapte hij over op teelten als ajuinen, pompoenen, grasklaver, cichorei, rodekool voor de industrie en wortelen. In 2016 namen Maarten en Pieter-Jan het landbouwbedrijf van hun vader over. Maarten had ondertussendedeeltijdopleidingafgerondbij‘DeLandwijzer’,een vormingscentrum voor biologische en biodynamische landbouw in Vlaanderen.

Het areaal bedroeg in 2016 in totaal 55 hectare. Vader Noë had in de jaren daarvoor geen grond aangekocht voor uitbreiding van het akkerbouwareaal. De beide broers pachten de grond nog steeds van hun ouders en familie.

De drijfveer bij de overname was voor de broers vooral het eigen baas zijn als zelfstandig ondernemer en ze vinden het erg leuk om buiten te werken. Pieter-Jan: ‘Verder vind ik het leuk om gewassen te telen. En je bent als akkerbouwer met heel veel soorten werkzaamheden bezig, van personeelsbeleid tot de teelt en verkoop van akkerbouwproducten.’ De broers werken het jaar rond met twee à drie mensen extra. In het onkruidseizoen komen daar nog ongeveer vier mensen bij, omdat het onkruid na de mechanische aanpak vooral handmatig verwijderd wordt met een zelfrijdend elektrisch wiedbed met zonnepanelen. Intussen werd het akkerbouwbedrijf uitgebreid tot 63 hectare.

Meerwaarde creëren

Vanaf het begin van de keuze voor biologische akkerbouw heeft vader Carlos Noë een bewaarloods gebouwd met koelcel en droogwand voor de opslag van ajuin en aardappelen. Op deze manier kon de familie een meerwaarde uit haar producten halen. Meteen vanaf de biologische start in 2000 werd de focus dus gelegd op het sorteren, verpakken en vervolgens vermarkten van een deel van de eigen producten. In 2012 werd in de bewaarloods een sorteer- en verpakkingslijn voor uien geïnstalleerd. Volgens Pieter-Jan heb je daardoor als biologisch akkerbouwer echt een financiële meeropbrengst. Met deze ontwikkeling zijn de broers verdergegaan nadat ze het bedrijf van hun vader hadden overgenomen. Wat sorteren en verpakken betreft, gaat het met name om aardappels, uien en sjalotten. Bij de aardappels gaat het om rassen als Agria, Ditta en Sevilla. Als biologisch bedrijf worden ze hier gecontroleerd door TÜV Nord Integra.

De familie Noë doet ook aan circulaire landbouw. De grasklaver wordt verkocht aan een geitenboer en de grove stalmest van de geiten wordt weer gebruikt op het akkerbouwland. Bijzonder is dat de familie werkt met het rijpadensysteem. Ze is daarmee zelfs vrij uniek in België. Ze legt in het land rijpaden aan van 1,50 meter met behulp van het rtk-gps systeem. Dit is een zeer gemotiveerde keuze volgens Pieter-Jan. In het voorjaar kunnen ze hier daardoor reeds vroeg starten met het aanleggen van een vals zaaibed om de onkruiddruk al een eerste keer aan te pakken. ‘We gebruiken altijd dezelfde sporen voor de tractor of machine, omdat daardoor weinig structuurschade aan de bodem ontstaat. Bovendien kunnen alle machines afgesteld worden op die 1,50 meter of een veelvoud ervan. Steeds opnieuw de schoffels afstellen per teelt behoort nu definitief tot het verleden.’

Met de teelten staan de broers altijd een beetje voor een dilemma: kiezen ze voor hoge opbrengsten per hectare, of voor smaak? Pieter-Jan: ‘Uiteindelijk primeert de smaak, dus iets minder kilogrammen per hectare is dan geen probleem. Wij zetten in op smaakvolle en kwaliteitsvolle producten.’ Na de verkoop moet de afnemer de producten vaak nog een tijd bewaren, en op dat moment is de kwaliteit bepalend. En daarvoor is ’t Livinushof in de sector gekend, volgens Pieter-Jan. Om dit te realiseren hebben ze een teeltrotatie van 1 op 6 met een tweejarige grasklaver inbegrepen. Samen met de grove geitenmest en andere biologische bemesting wordt zo een rijke bodem verkregen. Voor hun afzet proberen de akkerbouwers verschillende kanalen in de running te houden. Er zijn afspraken met de industrie voor de teelt van wortelen, kolen en cichorei. De veiling en een aantal andere grotere afnemers zorgen voor de afname van het gesorteerde product uit de sorteerloods. Ze verzorgen ook hun kleinere afnemers zeer goed, omdat zij daar een zeer persoonlijk contact mee hebben. Dat contact zorgt voor een goede feedback over hun producten. Daarnaast hebben ze ook een boerderijwinkel en zijn ze terug te vinden op enkele wekelijkse markten in ons land.

Vrij uniek: rijpadensysteem

Wat het machinepark betreft, hebben de biologische akkerbouwers zelf heel wat schoffelbakken. Zo hebben ze een schoffelbak voor de ajuin, de rodekool en de cichorei en ze beschikken over een Ecoridger van AVR voor de aardappelen. Verder huren ze werktuigen bij collega’s in de streek, onder meer voor het op- en afrijden van de wortelruggen. De loonwerker zaait de wortelen en verzorgt verder de oogst van alle producten. Ook zorgt de loonwerker voor het planten van de aardappelen. ‘Alles zelf doen is voor ons geen optie,’ aldus Pieter-Jan.

De familie Noë doet ook aan circulaire landbouw. De grasklaver wordt verkocht aan een geitenboer en de grove stalmest van de geiten wordt weer gebruikt op het akkerbouwland. Bijzonder is dat de familie werkt met het rijpadensysteem. Ze is daarmee zelfs vrij uniek in België. Ze legt in het land rijpaden aan van 1,50 meter met behulp van het rtk-gps systeem. Dit is een zeer gemotiveerde keuze volgens Pieter-Jan. In het voorjaar kunnen ze hier daardoor reeds vroeg starten met het aanleggen van een vals zaaibed om de onkruiddruk al een eerste keer aan te pakken. ‘We gebruiken altijd dezelfde sporen voor de tractor of machine, omdat daardoor weinig structuurschade aan de bodem ontstaat. Bovendien kunnen alle machines afgesteld worden op die 1,50 meter of een veelvoud ervan. Steeds opnieuw de schoffels afstellen per teelt behoort nu definitief tot het verleden.’

Wel ploegen

In de toekomst wil de familie Noë zich vooral richten op optimalisatie van het machinepark. Zo willen de broers bijvoorbeeld uitbreiden met een zaaibedbereider. Ook willen ze de klimatologische veranderingen kunnen opvangen. Daarvoor zullen nieuwe investeringen moeten worden gedaan volgens Pieter-Jan. In Sint-Margriete ploegen de akkerbouwers wel, maar niet altijd. Zo wordt er na de oogst van de aardappels en de cichorei grasklaver ingezaaid en dus wordt er dan niet geploegd. Dit betekent dat een derde van het bedrijf er ‘ploegloos’ bij ligt. Na alle andere teelten wordt wel geploegd. Pieter-Jan: ‘We ploegen vrij laat in het najaar om de onkruiddruk te beperken. Indien we niet zouden ploegen zou het verwijderen van onkruid zeer moeilijk worden en de werkzaamheden in het voorjaar belemmeren.’

Wat de toekomst betreft, willen de beide broers vooral aanhouden en verbeteren wat er nu is. Als ze kansen voorbij zien komen wat teelten of afzet betreft, dan grijpen ze die natuurlijk wel aan. Ook zien ze nu al dat ze de teeltkeuze zullen moeten afstemmen op de verandering van het klimaat. Ze willen ’t Livinushof blijven verzorgen als een thuisplek voor hun familie enerzijds, maar er moet anderzijds steeds ruimte blijven voor experimenten in teelten en hun technische omkadering. ’t Livinushof bevat niet voor niets het woord livinus dat betekent: ‘vriend van’. Pieter-Jan: ‘In onze beleving willen wij als familie de mensen rondom ons en alles wat leeft boven en in de bodem ‘te vriend houden’.’