Landbouwers en natuurbelangengroepen: partners in het behoud van open ruimte.

21 november 2019

Fedagrim ziet landbouwer van de toekomst als leverancier van ecosysteemdiensten Met de organisatie van het Landbouwparlement wil Fedagrim een brug slaan tussen enerzijds land- en tuinbouwers en anderzijds de relevante beleidsniveaus die ons land rijk is. Daarbij poneert Fedagrim een vijftal stellingen rond landbouw en het beheer van open ruimte waarbij het ecosysteemdiensten als centraal […]

Fedagrim ziet landbouwer van de toekomst als leverancier van ecosysteemdiensten

Met de organisatie van het Landbouwparlement wil Fedagrim een brug slaan tussen enerzijds land- en tuinbouwers en anderzijds de relevante beleidsniveaus die ons land rijk is. Daarbij poneert Fedagrim een vijftal stellingen rond landbouw en het beheer van open ruimte waarbij het ecosysteemdiensten als centraal begrip hanteert. Ecosysteemdiensten zijn alle voordelen die de natuur in al haar vormen voor ons mensen beschikbaar stelt (propere lucht, drinkbaar water, voedsel, energie, genot). Deze ecosysteemdiensten zijn voor Fedagrim richtinggevend en geven aan hoe de landbouw kan bijdragen aan een meer robuuste open ruimte.

Het is voor Fedagrim duidelijk dat er geen tegenstelling moet zijn tussen natuur en landbouw. Die twee kunnen perfect partners zijn, zo stelt de federatie. Landbouwgebieden kunnen structureel bijdragen tot het leveren van ecosysteemdiensten en de biodiversiteit. In die zin ziet Fedagrim zowel de landbouw als de natuur als partners in het beheer van de open ruimte, een open ruimte die stelselmatig bedreigd wordt door meer verharding en toenemend ruimtebeslag. Het behoud van minstens 750.000 ha agrarisch gebied (in werkelijkheid slechts 620.000 ha) voor beroepslandbouw (voedselproductie) in Vlaanderen, valt zeker te rijmen met de doelstelling uit het Vlaamse regeerakkoord om tegen 2030 20.000 ha meer natuur en 10.000 ha meer bos in Vlaanderen te hebben. Hetzelfde voor Wallonië waar de 700.000 ha resterend landbouwareaal perfect verzoenbaar is met de ambitie om elk jaar opnieuw meer dan 1.000 ha natuurreservaten te erkennen. Volgens Fedagrim is het fout dat landbouw te vaak als obstakel voor de overige ecosysteemdiensten wordt neergezet. Landbouwers vormen de grootste beheerder van open ruimte in ons land, zo’n 50% van het landoppervlak. Overigens geldt dit ook omgekeerd, natuurbeschermers, zoals Natuurpunt, gebruiken een kwart van hun gronden voor landbouwdoeleinden.

Ondanks diverse pleidooien voor het behoud van open ruimte, merkt Fedagrim op dat het ruimtebeslag onverminderd doorgaat. In Wallonië verdwijnt er dagelijks 3 hectaren, in Vlaanderen dubbel zoveel, zo’n 6 ha. De grootste daling situeert zich bij grasland. Tussen 2013 en 2016 verdween er 10 ha/dag. Van de 33% ruimtebeslag in Vlaanderen is er 14% toe te schrijven aan verharding. Doelstelling is om tegen 2040 het ruimtebeslag naar 0 hectare te herleiden, zowel in Vlaanderen als Wallonië. Een vrijwaring van verder ruimtelijk beslag levert een aanzienlijke toegevoegde waarde op. Uit berekeningen van VITO blijkt dat de gemiddelde waarde van ecosysteemdiensten voor 1 hectare landbouwgrond jaarlijks zo’n 2.450 euro bedraagt. Voor bos ligt dit nog hoger, nl. zo’n 3.000 euro. Vanuit die gedachte kan ook ingegrepen worden in de momenteel ‘te rigide pachtwet’. Door de ecosysteemdiensten die landbouwers leveren – naast het produceren van voedsel – verhogen ze de waarde van de grond die ze bewerken. Op die manier komen ze tegemoet aan de geest van de pachtwet, nl. de grond in minstens dezelfde staat terugbezorgen waarin ze hem in beheer kregen. Maar als landbouwers al tijdens hun loopbaan vergoed worden voor die ecosysteemdiensten, verkeren ze minder in het ongewisse wat de waarde van hun grond betreft bij verkoop aan hun pensioengerechtigde leeftijd. Hun afhankelijkheid ervan daalt omdat ze de grond telkens opnieuw door die ecosysteemdiensten opwaarderen. Hierdoor is de landbouwer in kwestie ook beter in staat om die landbouwgrond in de beste omstandigheden over te dragen aan de volgende generatie.

Volgens Fedagrim is het zaak om één en ander in een ruimer perspectief te plaatsen. De overheid moet niet alleen de maatschappelijke kosten die gepaard gaan met het produceren van voedsel in rekening brengen, maar ook de maatschappelijke baten die de individuele onderneming overstijgen. Enkel de valorisering van alle ecosysteemdiensten kan voor evenwicht zorgen. Probleem, zo stelt Fedagrim, is de perceptie dat ecosysteemdiensten te vaak als bijkomende eisen voor voedselproductie worden beschouwd. Terwijl ze, steeds volgens Fedagrim, deel uitmaken van één en dezelfde bundel, nl. het duurzame beheer van de open ruimte. Een bodempaspoort, zoals onder meer voorgesteld door ILVO, waarin de ecosysteemdiensten vervat zitten en bijdragen tot de bodemkwaliteit, kan hiervoor een oplossing zijn en biedt stoppende en beginnende landbouwers meer perspectief.

Een goed beheer van de open ruimte, vraagt om een consistent beleid binnen de verschillende overlappende domeinen, met name ruimtelijke ordening, klimaat, milieu, landbouw. Bijkomend stelt Fedagrim vast is het beleid van de open ruimte bijzonder kwetsbaar voor belangengroepen. In die zin pleit de federatie voor een meer sturend ingrijpen door de federale en gewestelijke overheden om lokale overheden uit de wind te zetten. Lokale overheden zijn immers vaak meer vatbaar voor druk van bepaalde macht.